Ze komen me tegemoet.
Ik herken ze.
Die ene aangespoelde steen uit de rivier.
Het kronkelige stuk hout,
aangetast en meegevoerd door de zee.
Het verroeste oude ijzer, schroot, restanten van de mens.

Ze komen ergens vandaan,
van ver of dichtbij,
maar altijd met een verhaal,
een lang vergeten verleden.

Zon, zand, wind en regen laten hun sporen achter
en verworden tot structuren en kleuren
door geen mens na te maken.

Ze tonen me de betrekkelijkheid van het leven.
Ze tonen me dat niets blijvend is en dat het ‘imperfecte’ ontzettend mooi kan zijn.
Ik neem ze mee, geef ze een nieuw leven, voor zo lang het duurt.